Wat zou Wim doen? Met wie ga jij in je e-boek in gesprek?

Je gemiddelde klant bestaat niet. Hoe je de lezer van je e-boek een gezicht geeft, en van je tekst een echt gesprek maakt.

geef je lezer een gezicht - tekstbrigade.eu

Bepaal je doelgroep voor je iets gaat schrijven of maken, adviseer ik vaak. Maar wie is dat, je doelgroep? Net als de gemiddelde Nederlander bestaat die niet.

Iedereen is verschillend, en mensen krampachtig in allerlei hokjes proppen helpt je niet. Mengen ook niet. Als je vier verschillende soepen door elkaar giet krijg je iets wat in het beste geval saai en in het slechtste en meer waarschijnlijke geval oneetbaar is.

Je lezer een gezicht geven

Maar je wilt je lezer toch persoonlijk aanspreken? Ja, dat wil je.

Je lezer is geen doelgroep. Je lezer is een vriend.” zegt Kitty Kilian.

Mijn doelgroep bestaat voor een groot deel uit zzp’ers en die schrijf ik niet aan alsof ze een anoniem bedrijf zijn. Die spreek ik aan als mens. Zzp’ers zijn hun bedrijf, en trouwens, ook in grotere bedrijven werken mensen. Zonder mensen geen organisaties.

Je lezer een gezicht geven. Als er iemand is die dat goed kan, is het Wim Daniëls. Bij alles wat hij schrijft vraagt hij zich af: zou mijn moeder dit begrijpen? Zo voorkomt hij dat zijn teksten te moeilijk worden en mensen uitsluiten. Maar hij geeft er zijn lezer ook gelijk een gezicht mee.

Geen persona maar personage

Je kunt natuurlijk een persona maken. Net als Victor Frankenstein zoek je allerlei eigenschappen van je doelgroepleden bij elkaar en maakt er een fictieve persoon van. Op zich niks mis mee. Romanschrijvers doen niet anders, en bedenken personages bij de vleet. Maar dat is ook gelijk het verschil tussen een persona en een personage: de verdieping.

Alleen een lijstje eigenschappen maakt een bordkartonnen figuur. Een pakket losse onderdelen van de IKEA wordt ook niet zomaar een geliefd meubelstuk. Lezers prikken daar zo doorheen. Kijkers ook. Bijfiguren met weinig diepgang zijn prima, maar je hoofdpersoon moet zo echt mogelijk zijn, wil je dat je teksten ook echt overkomen. Een personage dus, geen persona.

Moeilijk? Makkelijker is het om iemand te kiezen die echt bestaat. Een bestaande klant van je. Laten we hem Wim noemen, X is zo anoniem. Wim is misschien niet gemiddeld, maar hij is wel een klant, en je kunt je bij elke stap afvragen:

Wat zou Wim doen?

Wat vindt Wim ervan?
Zit Wim hierop te wachten?
Wat is de grootste frustratie van Wim?
Hoe ziet zijn dag eruit?
Zit Wim wel te wachten op een 3-boek van dertig pagina’s of heeft hij het daar veel te druk voor?
Wat vindt hij grappig en interessant, en waar heeft Wim een bloedhekel aan?

Weet je niet zeker of iemand geschikt is als focus, oefen dan eerst door een dag lang bij alles wat je doet de vraag te stellen: ‘Wat zou Wim doen?’

Weet je alleen iemand te bedenken die je niet zo goed kent, bijvoorbeeld een bekende persoon die je bewondert? Dat kan ook. Je personage hoeft niet echt te zijn, zolang het maar uitgewerkt is. Diepgang heeft. Iemand is waarvan je denkt goed te weten hoe die in elkaar zit.

Je lakmoesproef blijft of je de vraag ‘wat zou Wim doen?’ overtuigend kunt beantwoorden.

Kies niet voor Jip en Janneke

Eén maar. Kies niet voor Jip en Janneke. Voor je het weet schrijf je Jip en Janneke taal. Schrijf leesbaar én neem je lezers serieus. Ja, dat deed Annie M.G. Schmidt ook, maar haar Jip en Janneke lezers waren kleuters, en dat zijn jouw lezers waarschijnlijk niet.

Tos

Wil je toch een Annie M.G. Schmidt personage? Kies dan voor Pluk of voor Otje. Of Tos, de vader van Otje, die zo worstelt met bureaucratie en niet langer als nummer in een statistiek gezien wil worden. Als je Tos blij kunt maken met je e-boek, dan ben je al een heel eind.

[mailerlite_form form_id=1]